Bokser - vechten, verliezen of veranderen?
Max is een van de personages van het muziektheaterstuk Wat kan beter? dat in december 2025 in Utrecht te zien zal zijn.
Onderaan de pagina vind je meer informatie over deze productie en nog aan kunt melden om mee te spelen.
Max werd geboren in het voorjaar van 1943, in een huis waar stilte geen keuze was, maar een overlevingsstrategie. Zijn vader zat nog ergens aan het front of al diep in de grond, niemand wist het zeker. Zijn moeder hield het huishouden strak, zijn emoties klein, haar mond gesloten. Hij leerde zwijgen nog voordat hij leerde spreken. Gevoel was iets dat je opborg.
Max sprak weinig. Hij voelde veel, maar wist niet waar hij ermee naartoe moest. Zijn lichaam vond de uitweg voor hem. Eerst via de benen, later via de vuisten. Boksen gaf hem adem, ritme, ruimte. In de ring was hij helder. Daar gold één regel: jij of de ander.
Hij werd goed in incasseren. In rechtop blijven, ook als alles in je schreeuwde om neer te gaan. Mensen zagen hem als sterk, als standvastig. Wat ze niet zagen, was hoe hard hij zich vasthield aan niets.
Toen Meta in zijn leven kwam — een verpleegkundige met een hoofd vol regels en een hart vol stilte — bracht dat iets onverwachts. Ze sprak zijn taal niet, maar haar zwijgen klonk vertrouwd. Ze was scherp, georganiseerd, beheerst — waar hij rommelig, grillig en lichamelijk was. Hij bracht haar beweging, zij bracht hem structuur. Het werkte. Dacht hij. Tot het begon te schuiven, langzaam, nauwelijks merkbaar. Alsof er steeds iets tussen hen in gleed dat geen naam had.
Wat hij niet zag, of niet wilde zien, was dat Meta zich eenzaam voelde in zijn nabijheid. Ze had behoefte aan houvast, niet alleen in planning, maar in gevoel. En Ben — een oude jeugdvriend van Max, charmant, welbespraakt, een man die altijd overal net iets te goed zijn weg wist te vinden — begreep precies hoe hij haar moest benaderen. Met woorden, aandacht, verfijning. Te soepel. Te dichtbij.
Max dacht dat hij Ben kon vertrouwen. Ze hadden samen getraind, gelachen, gezwegen. Maar nu was hij degene die zich tussen hem en Meta had gewurmd. En Meta — niet ijskoud, maar oververhit van binnen — was in die leegte gevallen. Niet uit kwaadaardigheid, maar uit gemis.
En Benito, de zelfbenoemde manager van alles en iedereen, stond aan de zijlijn. Een gladde regelaar met de gave om te zeggen wat je net níet wilde horen. Hij voedde Max met halve waarheden, met suggesties als splinters: klein, maar pijnlijk. Benito was geen vriend, maar een vlam bij de lont.
Max was nooit goed in woorden. En dus sloeg hij dicht. Letterlijk, soms. Of gewoon van binnen.
Hij had gedacht dat zijn aanwezigheid genoeg was. Als je bleef, was dat liefde. Als je er wás, dan telde dat. Maar Meta had iets anders nodig: dat hij niet alleen fysiek bleef, maar ook echt aankwam. Zich liet zien. Zich liet raken. Iets wat hij nooit geleerd had. Niet bij zijn moeder. Niet in de ring. Niet in zichzelf.
En nu staat hij stil. In een wereld waarin niemand meer beweegt. Hij heeft zijn handen nog, zijn adem nog, zijn boosheid nog — maar niets om ze op los te laten. Alleen die ene vraag, die zich als een echo aandient in de stilte:
Wat kan beter?
Misschien is het niet de ander. Niet Ben, niet Benito, niet Meta. Misschien is het iets in hem, iets dat altijd dacht dat liefhebben hetzelfde was als beschermen. Dat trouw zijn genoeg was. Dat als je niet wegrende, je de juiste was.
Maar wat als het beter moet?
Wat als het beter kán?
Niet door te vechten, maar door te durven voelen wat hij al die tijd heeft weggeduwd?
Misschien gaat het niet om wie gelijk had, of wie begon. Misschien gaat het om wie het eerst stopt met zwijgen.
Hij dacht dat je pas verloor als je viel.
Maar misschien… is blijven staan zonder iets te zeggen het échte verlies.