Eenzame jongeman in hogere sferen
Sören Lören is een van de personages van het muziektheaterstuk Wat kan beter? dat in december 2025 in Utrecht te zien zal zijn.
 
Onderaan de pagina vind je meer informatie over deze productie en nog aan kunt melden om mee te spelen.

Sören Lören is niet van hier. Niet van Pommelenburg, niet van 1965, misschien zelfs niet van deze planeet. Althans, zo voelt het. Terwijl de rest van het dorp zich druk maakt over roddels, biefstuk en bingo, kijkt Sören omhoog. Naar de sterren. Naar wat nog komt.

Hij leeft tussen radio’s en strips, tussen zelfgemaakte modellen van ruimteschepen en notities over verre planeten. Zijn allergrootste droom: de brug van de Enterprise. Niet als bijrijder, maar als kapitein. Niet omdat hij macht wil, maar omdat hij daar – ergens tussen Mars en onbekende manen – eindelijk zichzelf zou mogen zijn. In het universum van Star Trek is er plaats voor iedereen. Zelfs voor jongens die in stilte leven. Zelfs voor iemand zoals hij.

In het Pommelenburg van 1965 is Sören een anomalie. Te lang, te stil, te slim op het verkeerde moment. Hij zegt weinig, maar denkt veel. Fantaseert over nieuwe werelden terwijl hij zijn moeder helpt met de afwas. Zijn kamer is zijn capsule. Zijn moeder, Isabella, zijn zwaartekracht. Ze houdt hem vast. Met haar liefde, met haar angsten, met haar kille afhankelijkheid. Alles in huis draait om haar – om wat zij wel of niet wil. En als hij zich toch probeert los te maken, heeft ze haar pop. Ze prikt. Als waarschuwing. Als straf. Als laatste restje macht.

Maar zelfs met alle touwtjes aan zijn lijf blijft zijn hoofd vrij. In gedachten stapt hij op het dek. Ontmoet hij wezens van andere planeten. Vindt hij vriendschap die niet bedreigt, liefde die niet bezet.

En dan is daar Sabine.

Sabine, de caissière van de supermarkt, met haar schouders recht en haar stem als een beam-me-up-signaal. Hij ziet haar elke ochtend, gevangen achter de kassa. En toch lijkt zij vrijer dan hij ooit is geweest. Ze is alles wat hij niet durft te zijn: luid, zichtbaar, onaangepast.

In zijn hoofd is zij zijn bestemming. Zijn missie. Hij zingt het als mantra, in het geheim:
Ticket naar Timbuktu. Ticket naar de maan.
Niet letterlijk, natuurlijk. Maar als ontsnapping. Als hoop. Als plek waar niemand je “raar” noemt, waar je hand in hand met iemand mag lopen zonder je blik te hoeven neerslaan.

Hij verzamelt haar lach in zijn geheugen. Plakt posters van haar op zijn muur. Zijn moeder ontdekt ze. Trekt ze eraf. Prikt weer. En hij? Hij droomt verder. Tot ook Sabine hem afwijst. De jongen die alleen maar keek, wordt ineens de jongen die bekeken wordt. De jongen die iedereen meewarig aankijkt. De jongen die ‘anders’ blijkt te zijn op een manier waar geen ruimte voor is.

Totdat alles tot stilstand komt. En in de stilte klinkt voor het eerst een vraag, niet van buitenaf, maar van diep binnen:
Wat kan beter?

Misschien niet zijn dromen. Niet zijn liefde voor verre sterrenstelsels.
Misschien hoeft hij die niet te verbergen.
Misschien hoeft hij zich niet langer te verstoppen in wat ooit zou kunnen zijn,
maar mag hij hier – op aarde, in 1965 – gewoon beginnen.

Hij dacht dat je eerst iemand moest worden om geliefd te worden.
Maar misschien is het precies andersom.
Hij dacht altijd dat de liefde hem moest redden.
Maar misschien begint het pas echt…
als hij zichzelf durft aan te kijken in het volle licht van de ochtend
en zichzelf durft te zijn.
Niet op de maan. Niet in Timbuktu.
Gewoon... in zijn dorp Pommelenburg, een soort sterrenstelsel op zich.